Grenzen stellen
Verdeel de klas over 2 groepen, in een even aantal. Lukt dat niet doet de docent mee. Ga in twee rijen (rij A en B) recht tegenover elkaar staan. Je gaat samenwerken met diegene die recht tegenover je staat.
Opdracht:
- De studenten in rij A maken oogcontact met de studenten in rij B. De studenten in rij A lopen nu rustig naar de studenten in rij B toe. Als de student in rij B vindt dat hij/zij dichtbij genoeg is zegt hij/zij ‘stop’.
- Draai de rollen om.
- De studenten in rij B draaien zich om, zodat ze met de rug naar de studenten in rij A staan. De studenten in rij B lopen nu naar de studenten in rij A. Deze proberen met andere zintuigen dan hun ogen te voelen waar de student uit rij B is. Als zij het idee hebben dat de student dichtbij genoeg is zegt hij/zij ‘stop’.
- Draai de rollen om.
Bespreek klassikaal jullie ervaringen naar aanleiding van de volgende vragen:
- Hoe vond jij het dat de medestudent op jou af kwam lopen in de eerste ronde?
- Kon jij duidelijk een grens ervaren? Zo ja, hoe voelde dat?
- Hoe vond jij het dat de medestudent naar jou toe kwam lopen zonder dat je het zag?
- Kon jij duidelijk een grens ervaren? Hoe dan?
- Hoe dichtbij mag een cliënt komen?
- Hoe dichtbij mag een begeleider komen?
- Persoonlijke afstand is voor iedereen anders. Bespreek de volgende situaties met elkaar. Wat maakt het verschil? En wat doe je?
- iemand komt naast jou zitten in een overvolle bus / iemand komt naast jou zitten in een lege bus
- een collega komt aan jouw tafeltje zitten in een overvolle kantine / een collega komt aan jouw tafeltje zitten in een lege kantine
- een cliënt gaat naast jou zitten op de bank in de drukke groepsruimte / een cliënt gaat naast jou op de bank zitten in de verder lege groepsruimte.