Meten is weten

Bij de groepsactiviteit heeft de cliënt persoonlijke doelen. Een persoonlijk doel kan zijn: ik kan in gezelschap een praatje maken over een alledaags onderwerp. Wanneer is zo’n doel behaald?

Kortweg kun je stellen dat het doel behaald is als de cliënt het heeft gedaan. Maar wat is het moment waarop we dat kunnen vaststellen? Vandaag, over een week, een maand, een jaar? En hoe groot is het gezelschap waarin de cliënt het alledaagse praatje heeft? En vertelt hij aan de hele groep of alleen aan zijn buurman?

Er is een SMART-doel nodig en precieze indicatoren (=aanwijzingen) om de voortgang t.a.v. het doel te meten. Het betekent dat je een activiteit in deelvaardigheden of deel handelingen moet opdelen. Je kunt dan beter vast stellen wat de cliënt wel of nog niet beheerst. Daar kun je dan op inspelen met je begeleiding (extra aandacht voor een deelvaardigheid of extra oefenen). Voor een sociaal doel is dat best lastig om te bedenken. Je oefent daarom eerst met een praktisch doel.


Opdracht:

  • Maak 2-tallen. 
  • Kies uit een van de volgende praktische vaardigheden: 
    • koffie zetten met een koffiezetapparaat voor een groep van vier personen
    • het opstellen van een boodschappenlijstje voor een feestelijke lunch voor vier personen
    • spaghettimaaltijd koken voor vier personen
  • Brainstorm eerst: wat moet een cliënt allemaal weten en kunnen om de activiteit uit te voeren.
  • Bepaal de volgorde waarin de deelhandelingen moeten worden uitgevoerd. Schrijf uit.
  • Doe een check op de logische volgorde van de deelhandelingen door een ander 2-tal kritisch hiernaar te laten kijken. (Visualiseer wat er gebeurt als je het volgens deze stappen uitvoert).


Extra opdracht:

Beantwoord in een Onderwijs Leer Gesprek de volgende vragen: 

  • Wat wordt er bedoeld met 'voortgang van de activiteit'?
  • Wat zijn voortgangsindicatoren?
  • Hoe gebruik je indicatoren om de voortgang te meten?

Pas het nu toe op een activiteit die je onlangs hebt uitgevoerd op je stage.

  1. Beschrijf de activiteit kort.
  2. Benoem een aantal voortgangsindicatoren van die activiteit.
  3. Benoem of ze behaald zijn.
  4. Wissel de informatie uit met een medestudent.


Extra opdracht:

Oefen met een sociaal doel, zoals in de inleiding van de opdracht.


Cliënt: 
Doel:  
Welke gedragingen wil je zien die bijdragen aan het doel? (gedragsindicatoren formuleren)  
1.  
2.
3.  
4. 
enz.  
Welk gedrag werkt belemmerend? (Welk gedrag wil je niet zien)  
Welke interventie zet je in om bij te sturen?  
1. 
2.  
3.
4.  
enz. 


Klik hier om de tabel te downloaden

Naar boven
/var/www/bib1920-mz-albeda.learningmatters.nl